• Start
  • Dorpeninfo
  • Historie
  • Middenstand Alteveer en Kerkenveld in vroegere jaren

Historie

Middenstand Alteveer en Kerkenveld in vroegere jaren

Middenstand in vroegere jaren

Uit Mandiêlig (1992)

Vanwege Mandiêlig werd mij verzocht eens na te gaan wat er in mijn jeugd alzo aan neringdoendenactief waren in Kerkenveld en Alteveer.

Ik heb daartoe de grens getrokken bij ongeveer 1920 tot 1935. Daarvoor was er ook wel al het een en ander, maar daarvan was dat in genoemde periode vaak een voortzetting. Behoudens een paar zaken die in mijn jeugd al 
verdwenen waren.

Het meest antieke voorbeeld daarvan was de stille kroeg van Jacobus Halfweg, die eigenlijk Jansen heette, maar omdat het daar juist even ver van Hoogeveen als van Dedemsvaart was, kwam hij aan de naam Halfweg. 
De pleisterplaats was gevestigd op wat nu Burg. Jansstraat 15 is. De naamgeving op de woning thans Burg. Jansstraat 8 is dus niet helemaal juist.
De nering moest komen van het verkeer tussen Hoogeveen en Dedemsvaart. En er passeerde blijkbaar nogal wat in die dagen. Op marktdagen moet het er wel eens druk zijn geweest. En verder werd de weg nogal veel gebruikt als 
binnendoor pad.

Dat was in mijn, jeugd nog zo, maar de kroeg was toen al lang verdwenen.

Dan was er in wat nu Jan Haarstraat 46 is een kruidenierszaak gevestigd. De eigenaar Lambert van den Hof was vervener en de winkel was mede bedoeld als verplichte winkelnering voor zijn werknemers. Toen de uitgeveende 
grond werd aangekocht door hoofdzakelijk Groningers, die voor hun ontginningen en bedrijven werkvolk nodig hadden en contant betaalden, had men Lambert niet meer nodig en verliep de zaak. De fiets maakte de mensen 
intussen ook meer mobiel en men was voor werk en ook anderszins, niet meer zo plaatsgebonden.

Dan heeft er in het pand, nu Jan Haarstraat 71, nog een winkel bestaan van Levert Prij. Zal allicht wel klandizie gehad hebben van de schippers die daar door de brug moesten.

In het z.g.n. Compagnieshuis, thans van Daatselaarstraat 15, had Annigje Faken wat winkelnering. Later was dat Scholing. Werd overgeplaatst naar nu Alteveer 13.

Tegenover het Compagnieshuis, op het thans braakliggende terrein hoek van Daatselaarstraat – Westerse Wijkje, stond de bakkerij van V.d. Berg. Die verkocht ook kruidenierswaren en verder nog van alles. We haalden er ook onze knikkers, tollen enz. vandaan. Was toentertijd wel de meest succesvolle zakenman van de streek, lijkt me. De zoon, Rieks verplaatste de zaak in de dertiger jaren naar het pand thans Alteveer 5. Hij nam daar de winkel over van Jan Bos, die er een Albino zaak had. Bos trok naar Holland. Later werd de zaak van Van de Berg verplaatst naar de overkant, Alteveer 4, waar nu nog een Van de Berg zaak is.

Dan was er nog de kruidenierszaak van Jans Leijssenaar in thans Jan Haarstraat 41 en 43, dat was tegenover de o.l.s. in Kerkenveld en vanaf het schoolplein hadden we er zicht op. Leijssenaar had een afspraak met dokter 
Frederikse sr. dat men verlangd doktersbezoek daar kon melden. In ons speelkwartier kwam het geregeld voor, dat de dokter met een in onze ogen moordgang, kwam aanzetten op zijn rooie Indien en dan pardoes voor de winkeldeur stopte. Meestal kwam dan vrouw Leijssenaar in de deur de boodschappen doorgeven en we vonden het kostelijk hoe hij met snel optrekken, vliegensvlug weer zijn volle snelheid had.

De zaak werd later overgenomen door Jan Zuidema die er niet veel van terecht bracht en toen door Roelof Zuidema, een broer, die er een goed bedrijf van maakte. De zaak werd later overgeplaatst naar van Daatselaarstraat 2, thans Blanken.

Dan was er nog een kruidenierszaak gevestigd, thans Alteveer 63. Dat was ook een Leijsenaar. Deze zaak is nog niet lang geladen opgeheven, maar heeft eerst nog wel de kranten gehaald als een typische buurtwinkel. Het gold voor 
alle winkeliers dat ze naast winkelverkoop, ook uitventen. Dat gebeurde veelal met bootjes, maar ook per fiets. Een venterskar werd in Alteveer-Kerkenveld niet gebruikt.

Die kwamen echt er nog wel van elders venten, voornamelijk langs de Oosterweg, Verbindingsweg, Burgemeester Jansstraat en Ringdijk. Bij ons die daar woonden was dat Jan Jonkers van Zuidwolde, die geen winkel had, maar 
alleen venter.

En dan kwam er Berend Batterink van Schottershuizen. Die had daar een bakkerij en kruidenierszaak. Die beiden waren vaak 's avonds erg laat, vooral Batterink. Een zoon van hem vertelde me dat zijn vader, wanneer hij op het 
Zandveld zijn laatste klant gehad had en langs de eenzame Zuiderweg naar huis ging, hij in de kar ging liggen en pas weer in de benen kwam, wanneer de kidde voor de deur stopte.

Dan was er nog Willem Koopmans, die een kruidenierswinkel had aan de Alteveerstraat in Hoogeveen. Die had enkele klanten in Kerkenveld en omgeving, die hij per fiets bediende. Dan kwam er nog bakker Remmelts van 
Schottershuizen, een tenger persoon met een zwaar beladen fiets. Waarvan men zich afvroeg hoe hij de boel in evenwicht hield en er mee door de modderwegen kwam.

Voor velen van genoemde winkeliers gold dat men ze ook met eieren kon betalen. Men had vaak niet genoeg eieren dat het loonde er mee naar de markt te gaan, en de neringdoende leverde ze met enige winst weer af.

Maar er waren nog veel meer venters actief. Groenteventers van Zuidwolde kwamen er min of meer geregeld. Frijlink en Nieboer kan ik me nog herinneren.

En, dan de petroleumkar van de Automaat: Met stripverhaal, Pijpje Drop.
Hoe 't ons Pijpje Drop vergaat, staat in de volgende Automaat.

In Kerkenveld-Alteveer waren dat Sieders en Lowijs uit Hoogeveen. Bij ons in de buurt kwam Kloeze van Zuidwolde, met paard en wagen. Behalve petroleum had die ook allerlei andere handel bij zich, zoals schoensmeer, kachelglans, poetsmiddelen, vliegenvangers en wat dies meer zij. Later ging Kloeze over op vaste brandstoffen en nu is het autobedrijf en bouwmaterialenhandel.

En dan was men er nog lang niet. Om eerst de textiel te nemen. Daar werd veel zogenaamd met het pak gevent. 

Lopende handelaren hadden hun waren meestal in waterdicht zeil verpakt, fietsers meer in koffers. Er waren veel joden bij en voor de rest vaak personen die om de een of andere reden het toen gangbare zware werk niet konden 
verrichten. Dat was ook het geval met Jan Hoorn. Bij het werk bij de boer liep b1j een gebroken been op, waarvan hij moeilijk herstelde. Daardoor werd het geaccepteerd dat hij met lappen ging venten. Hij opereerde een tijdlang vanuit 
Hoogeveen en opende later een zaak aan de Oosterweg, thans nummer 64, later nummer 75, nu Westenberg woninginrichting (anno 2007 de woning van de familie Kroesen). 

Jan Thomas Schonewille was ook zo'n geval. Die sukkelde ook nogal met z1jn gezondheid en toen het weer wat ging vatte hij ook het textielpak op. Later werd hij eierverzamelaar, waar hij lange tijd een behoorlijke omzet mee haalde.

Maar er waren ook nog veel meer die huis aan hu1s venten, of bepaalde vaste adressen afwerkten. Daar was Van den Honig uit Meppel, Mos uit Zuidwolde, Voerman u1t Hoogeveen, Meijboom ook uit Hoogeveen en nog wel meer. 

Van Slagharen kwamen er ook wel. Dezen deden hun werk per fiets, wat echt n1et zo eenvoudig was, want het vergde nogal wat om, vooral op een slechte weg en bij veel wind, vooruit te komen en de boel in evenwicht te 
houden. De zwaarste vracht had men op een drager boven het voorwiel. Dat het een zekere evenwichtskunst was, zagen we geregeld vanaf het schoolplein in Kerkenveld. Aaron Meijboom, een nogal gezette jood uit Hoogeveen 
stapte daar vaak op fiets. Hij had nog een ouderwets opstapje aan het achterwiel en hij moest b1j het gangmaken met uitgestrekte armen maar zien dat hij de zaak aan het rollen kreeg. Hij stapte daartoe vaak een heel eind en wij vanaf het schoolplein maar roepen: hup-hup-hup-hup en wanneer hij dan uiteindelijk in een soort zweefvlucht in het zadel belande: Aaron zit!

Dan weet ik nog uit mijn vroegste schooljaren dat het joodje Meijer van der Horst bij ons aan de deur kwam. Het was een armzalig mannetje en hij deed alles te voet. Aan een stok op de schouder droeg hij voor en achter een pak, nog wel behoorlijk zwaar. Hij had een langzame slepende gang, maar ventte wel vanuit Hoogeveen tot in Vuile Riete en Linde. Op bepaalde adressen liet hij 's avonds zijn handel wel eens achter en nam dan op de terugweg de 's daags gekochte lompen mee naar huis. In het boek Bartje van Anne de Vries wordt de jood Picco beschreven. Die werd door de jeugd nageroepen met een versje over vlooien en luizen. Wij hadden ook zoiets:

Meijer, twaalf eier, twaalf doppen,
daor kan Meijer de konte mit stoppen.

We hadden er weinig aan, want hij keek niet op of om.

Dan kwam bij ons op het gebied van galanterie en huishoudelijke artikelen, de winkelwagen van Douwe Zagers uit Drogteropslagen.

In Alteveer-Kerkenveld kwam op gezette tijden het potschip van Jan de Boer uit Hoogeveen. Het bedrijf bestaat nog als meubilering Jan de Boer.

Maar op het gebied van verbruiksartikelen en dergelijke, kwamen er nog wel meer venters per fiets langs de huizen.

Daar was Brinkman, die tevens een winkeltje in dergelijk spul had in het perceel nu Jan Haarstraat 42. naast het café De Groot. Tot 1923 - 1924. werd het winkeltje gedreven door vrouw Jansen, de vrouw van de toenmalige caféhouder. 

Die gingen toen naar Canada. Na verplaatsing van café De Groot werd het pand voor dubbele bewoning geschikt gemaakt. Brinkman heeft het er overigens ook niet lang volgehouden.

Dan was er Jan Bork, die wegens een voetgebrek moeilijk kon werken. En Jan de Jonge van Zuidwolde, een zeer vroom man, die naar men zei 's zondags de haan van de kippen deed. De binnenkant van zijn koffer stond vol met 
bijbelteksten. En dan was daar het gele wijf, vrouw Jansen uit Hoogeveen, een loop- en koopvrouw, met jarenlang dezelfde lange gele jas aan.Maar dat was eigenlijk al op de grens van landloperij. En echte landlopers kwamen er ook 
veel. We woonden toen wat nu Burg. Jansstraat 19 is en dat was toen nog meer achteraf dan nu.

Toch waren er wel dagen dat er wel drie of vier onbekenden met negotie aan de deur kwamen. Bij de Braamberg was een woonwagenstandplaats en als daar weer wat was neergestreken, konden we het direct merken. Er waren ook wel vrouwen en kinderen bij, Meestal erg armelijk. De grens tussen handel en bedelarij was maar vaag. Bedelen was verboden, maar naar drinken vragen mocht wel. Een hongerige leperd vroeg eens: kan ik misschien wat te drinken 
krijgen, al is het maar een bord brij. Het leek allemaal wel wat op de toestanden in wat men tegenwoordig hoort en ziet uit derde wereldlanden.

Ik besef dat ik het nu niet meer heb over de middenstand van Alteveer- Kerkenveld, maar meen het toch wel te moeten vermelden om aan te tonen van hoeveel kanten de consumenten om klandizie werden bestookt.

Een bijzonder soort handel hadden de Noordwoldigers. Daar was om de werkloosheid te bestrijden het: rotanvlechten als huisindustrie ingevoerd. Ze kwamen per fiets, waarop ze hun volumineuze handel vervoerden. 
Allerlei mandwerk en ze waren nog goedkoop ook.

Dan nog de zogenaamde zendepoepen, vertaald: zeisduitsers. Die verkochten een eerste kwaliteit zeisen en andere hoogwaardige staalproducten. Ze werden er later van verdacht dat hun handel diende om spionageactiviteiten te 
camoufleren. Men zou ze wel met fototoestellen in de weer hebben gezien.

Over het water van de streek werd ook wel gevent met panharing, door vissers van langs de toenmalige Zuiderzee. 

Voor weinig geld een emmertje vol. Sommigen vonden het eten ervan niet zonder risico, vanwege de lange aanvoerweg en weinig controle.

Dan nu nog bezien wat er op horeca gebied in die dagen bestond. Het lijkt dat er wat dat betreft heel wat te beleven was.

Wat nu het Pannenkoekenhuis Kerkenveld is, was toen gevestigd in nu Jan Haarstraat 42. 

Dat was café De Groot, die er al enkele voorgangers had gehad. Dat was volledige vergunning.

Een verlofzaak had winkelier Leijsenaar in Jan Haarstraat 43. Dat was voor zwak alcoholische dranken. Daar was ook de varkenswaag.

Ook winkelier Leijsenaar op Alteveer 63 had een verlof en een varkenswaag.

Even verderop, in nu Alteveer 109, had Jan Kok een café, verlof of vergunning is me niet bekend. Pikant detail is dat de man op 71 jarige leeftijd trouwde met een meisje van 17, een moetje. Kregen twee kinderen.

Verder ging de jeugd van Kerkenveld nog wel eens naar café Hamster, aan de Riegshoogtendijk. Daar was een tramhalte van de E.D.S. lijn tussen Hoogeveen en Slagharen. Aan de oostkant, ongeveer op de grens van Drenthe en Overijssel.

Café De Groot werd rond 1930 verplaatst en is nu het Pannenkoekenhuis Kerkenveld. Er waren nog meer neringdoenden gevestigd. Als landbouw- hoef- en kachelsmid was er Sicco Kok, in het pand thans woninginrichting 

Scholing. De zaak van V.d. Neut is er een voortzetting van.

Westerbeek, rijwielhandel op het huidige adres, Alteveer 15.

Schoenmaker - barbier Nettert Kamman in de woning, nu Alteveer 17.

In het pand, thans Jan Haarstraat 45, was enkele jaren een klompenmakerij gevestigd, werkplaats achter, winkeltje voor. Eigenaar Lochtenberg kwam uit Steenwijk en is daarheen ook weer vertrokken. .

Dan was er in het pand Oosterweg 66 het timmerbedrijf van Fake Stoter gevestigd. Later Wolter Stoter, Jan Bruins Slot, nu H.J. Bruins Slot.

Een bedrijf dat we in onze generatie hebben zien opkomen en weer verdwijnen was dat van Wolter Kleine, thans Jan Haarstraat 42.
Zijn vader Gerrit was in mijn schooljaren al een bekende figuur wat betrof technisch stuntwerk. Hij moest wel in de gaten lopen, want gewoon werken, zoals men meende dat het hoorde, deed hij weinig en met tegenzin. Hij had 
onmiskenbaar een technische aanleg, maar geen enkele opleiding en ook geen kans op werk in die richting.

Omdat de meeste boeren op Alteveer geen dorsmachine bij huis konden krijgen stond er in de nazomer alle jaren een bij Streutker op Alteveer. Met de bok werd het koren daar aangevoerd en men moest soms lang wachten voor men aan de beurt was. Gerrit regelde voor weinig geld, want hij had haast niks, een handdorsmachine en een motor. 

Daarmee dacht hij de boeren die achter het water woonden, te kunnen bedienen. Het hele geval kon hij op de bok vervoeren. Bij de eerste klant vlogen hem echter de stukken al om de oren, want de machine was slechts berekend op handkracht en niet op motorisch geweld.

Hij trachtte ook een ontginningsbedrijf te stichten, met een ploeg achter een oude locomobiel. Het draaide uit op een paar uur ploegen en dan weer een paar dagen knutselen, om de zaak weer lopende te krijgen. Dat werd dus ook 
niets.

Dat werd anders toen in de dertiger jaren de zoons Wolter en Hendrik een bedrijf gingen opzetten. Die waren deskundiger en kredietwaardiger en ze hadden al vrij gauw een goed lopend dorsbedrijf. Toen op de grotere 
landbouwbedrijven de combines verschenen en de meer kleinere bedrijven werden omgezet in enkel grasland, hadden de broers tijdig omgeschakeld naar het grondverzetbedrijf. Later gingen ze uit elkaar en hadden beiden een 
bedrijf. Dat van Hendrik wordt in feite voortgezet door zoon Chris, gevestigd op het industr1eterrein te Zuidwolde.

Wolter had de wind ook mee en had als onderaannemer veel werk en behoorlijk wat personeel. Tot rond 1970 de grootste drukte, vooral op wegenbouwgebied, was afgelopen en grote aannemers al hun werk zelf gingen uitvoeren. 

Het bedrijf verdween bijna geheel. Wel werken er nog veel nazaten van oude Gerrit in technische beroepen. Zelf is die in het begin van onze eeuw zijn carrière wel misgelopen, zoals er in die tijd veel aanleg verloren is gegaan.

Deze geschiedenis is wel een goed voorbeeld van de mogelijkheden en onmogelijkheden al naar gelang de tijdsomstandigheden.

In dat licht moeten we ook bezien alles wat er boven beschreven is over zaken en negotie in vroeger dagen. Alles veranderd en een zaak die niet mee wil of kan veranderen houd op recht van bestaan te hebben.
Dat er in het beschreven tijdperk zo veel waren die er een winkel of handeltje op na hielden, lijkt vreemd, maar kan verklaard worden uit de plaatsgebondenheid van de klanten. De fiets en later de auto zouden dat radicaal veranderen. Schaalvergroting en hoge bedrijfskosten deden de rest.

Tenslotte bedenk ik opeens dat ik een goed voorbeeld van bedrijfsaanpassing over het hoofd zo. Het betreft de transportbedrijven Bork.
In de jaren 20 en nog lang daarna onderhield Jan Bork een vervoersdienst met de snikke naar Hoogeveen, Van alles werd vervoerd ook kleinvee, kippen enz. Soms een passagier. Het grootste aanbod van producten kwam wel van de 
veevoeder en kunstmesthandel. Toen die gingen overschakelen op wegtransport, ging Bork ook die richting uit. De transportbedrijven Bork zijn er een voortzetting van.

Ik weet niet zeker of ik met dit relaas nu helemaal volledig ben geweest, ik dacht van vrij goed en ik hoop dat ik hiermee redelijk aan mijn opdracht heb voldaan.

Zoeken (offcanvas)